Martinus werd in 316 na Christus geboren in een Romeinse vesting gelegen in Pannonië (het huidige Hongarije), dichtbij de Oostenrijkse grens. Als zoon van een Romeins legerofficier, moest hij zich op vijftienjarige leeftijd als soldaat melden. Hij werd ruiter in de keizerlijke garde en op doortocht in Gallië kwam hij in contact met Bisschop Hilarius van Poitiers. Martinus, wiens ouders niet christelijk waren, bekeerde zich en liet zich op achttienjarige leeftijd dopen. Volgens de overlevering zou Martinus geweigerd hebben tegenstanders te doden, en werd hij als "gewetensbezwaarde" ontslagen uit het leger.
Daarna leidde hij een kluizenaarsbestaan in Ligugé nabij Poitiers, tot in 371 de bisschop van het verderop gelegen Tours stierf. Tegen zijn wil werd Martinus door de bewoners van deze stad tot bisschop verkozen. Martinus had een zeer ascetisch karakter en de bisschopstaak, met al wat daaraan verbonden is, strookte niet met zijn aard. Hij wilde zijn leven beëindigen als kloosterling en stichtte daartoe in 375 de abdij van Marmoutier aan de Loire. Hij overleed op 8 november 397 in Candes, gelegen op 50 km van Tours, en op 11 november werd hij begraven in Tours. De elfde november werd dan ook zijn feestdag.